“Ik schreeuw dat ze moeten stoppen”
In de keuken hoor ik geschreeuw. Mijn vader slaat met een vuist op het aanrecht en ik zie mijn moeder tegen hem tekeer gaan. Mijn vader probeert haar te overstemmen en in de box hoor ik hoe mijn broertje van een paar maanden begint te huilen. Snel ga ik naar hem toe en probeer hem te sussen terwijl ik met een half oog de ruzie in de keuken in de gaten houd. En terwijl ik zo bezig ben met mijn broertje zie ik vanuit mijn ooghoek mijn vaders vuist keihard op mijn moeders bovenarm landen. Ik schreeuw dat ze moeten stoppen. Even voel ik hoop als mijn moeder de keuken uit weet te komen en zo dus buiten bereik is van mijn vaders handen. Als ze zich even weet te verdedigen. Maar mijn vader is sterker en mijn hoop moet plaatsmaken voor kille angst.
Zo goed als een zevenjarig meisje dat kan pak ik mijn broertje uit zijn box en neem hem mee de trap op, naar boven. Alles om hem maar niet bloot te hoeven stellen aan de ruzie van mijn ouders. Ondanks dat de deur van onze slaapkamer stevig dichtzit wordt het geluid van de ruzie beneden nauwelijks gedempt. Ik zet een videoband op voor mijn broertje en kruip zelf in bed met een kussen over mijn oren. Vurig hopend dat het allemaal snel voorbij zal zijn.
Zelfs nu ik negentien ben en een heerlijk leven leid kan ik nog steeds niet goed tegen geschreeuw. Als ik mensen om wie ik geef ruzie zie maken voel ik me al snel het meisje van zeven dat naar boven moet rennen en een kussen tegen haar oren moet drukken. De ruzies en de vechtscheiding die het uiteindelijk heeft voortgebracht heeft me, hoewel de scheiding me uiteindelijk veel meer goeds gebracht heeft, zeker niet zonder littekens achtergelaten. En hoewel het natuurlijk allemaal steeds beter gaat blijft ergens, diep van binnen, dat meisje van zeven zitten dat nog steeds niet tegen ruzies en geschreeuw kan. En het is maar afwachten of ze ooit besluit om weg te gaan.
Sanne (19)