Koffertje onder mijn bed
Wat zal ik in mijn koffertje stoppen? Een broek, trui en schoenen. Misschien een fotolijstje?
Dat kleine roze koffertje paste precies onder mijn bed. Gekregen voor mijn veertiende verjaardag van mijn hele familie. Ik duwde het altijd net zover totdat niemand het kon zien. Vanavond pakte ik het in. Ik weet niet of het echt nodig was, maar ik voelde dat deze avond het moment was om weg te komen uit deze hel thuis.
Als er onrust was in huis duurde dit meestal een of twee dagen, met ruzies, geschreeuw en kille stiltes. Maar dit keer duurde het veel langer. Te lang. Al een paar avonden lag ik in bed met het idee dat ik bij het wakker worden te horen zou krijgen dat mijn ouders zouden gaan scheiden. Dat de winkel die ze hadden gesloten zou worden en ik en mijn zus zouden moeten verhuizen.
Maar in plaats daarvan was het iedere ochtend hetzelfde verhaal. Dezelfde kille stiltes gevolgd door luide ruzies wanneer ik ‘s avonds in bed lag. Ik kon er niet van slapen en probeerde te luisteren naar wat er gezegd werd. Wilde ik het eigenlijk wel horen? Nee, maar er was toch ergens die nieuwsgierigheid. Waar maken ouders eigenlijk ruzies over?
Ik wilde weg van de onrust. Weg van de angst en de nare nieuwsgierigheid. Naar wie zou ik toe gaan met het koffertje? Vriendinnetjes, opa en oma, naar die lieve oom en tante of toch naar de buren?
En als ik dan weg zou gaan, hoe zou ik dit dan aan mijn ouders uitleggen? Ik wilde wel thuis zijn, maar niet in deze situatie. Zouden zij dit begrijpen? Zouden ze mij tegenhouden of juist stimuleren de rust op te zoeken?
Al die gedachtes, al die vragen kwamen in mij op terwijl ik ’s avonds in bed lag. Zouden ouders zich beseffen dat kinderen al deze onzekerheid met zich meedragen? Dag in dag uit?
Na een paar dagen heb ik toch maar weer mijn roze koffertje uitgepakt. Teveel vragen waar ik geen antwoord op kon geven. Uiteindelijk wil je als kind toch het liefst thuis zijn. Bij je ouders in het huis waar je hoort. Met of zonder antwoorden. Het koffertje kon ik altijd nog inpakken. En de vragen? Die bleven onbeantwoord.
(Myrthe, 21)