Mijn hut
Mijn kindertijd rook naar de groene struiken en de hoge bomen waartussen ik een hut had gebouwd, opdat ik de koude oorlog van thuis kon ontvluchten. Urenlang voerde ik gesprekken met mezelf, tegen de bomen en de stuiken. Zij luisterden naar me en vroegen niet waarom ik huilde. Ik mocht en kon verdrietig zijn. De stuikjes negeerden dit niet en probeerden me te troosten. Vaak nam ik mijn konijntje mee en geloofde dat ik een eigen gezinnetje had. Mijn konijntje en ik in ons hutje. Ver van de ruzies van mijn ouders en hun strijd om gelijk te krijgen. Het uitzichtloze van hun relatie maakte veel in mij los. Ik had niemand om mijn verhaal te doen en mijn hut was mijn toevluchtsoord. De plek waar ik de regels had geschreven en vrede boven alles ging. Na schooltijd liep ik het liefst meteen door naar een van mijn hutjes in de wijk. Daar kon ik tot rust komen, voordat ik naar huis ging.
Ik had ouders die alles uit de kast haalden voor de oorlog die zij aan het voeren waren, vaak over de rug van de kinderen. Van mij en mijn zus. De woorden die zij tegen elkaar schreeuwden leken als bommen op mijn schouders te vallen. Mijn schouders werden zwaar en schuldgevoelens kropen op. Kwam het misschien door mij dat mijn ouders elkaar het leven zuur maakten? Als kind sta je onder vuur als je ouders blind worden van strijdlust. De woorden die ze naar elkaar riepen boorden zich eerst door mijn lichaam en geest. Dat zagen ze niet. Maar gelukkig had ik mijn hut waar ik rust. Hier vond ik rust, vrede en liefde, in een tijd waarin het leek alsof mijn ouders deze termen vergeten waren.
Ieder kind is uniek en heeft een eigen manier om met de pijn om te gaan. Dit was mijn manier om alles te plaatsen. Ik denk dat het goed is om bij jezelf na te gaan wat jouw manier van verwerken was. Is je manier van omgaan met de ruzies van je ouders in de loop van de tijd veranderd?
Yara, 20