Horen. Zien. ̶Z̶w̶i̶j̶g̶e̶n̶.̶ Praten. Het verhaal van Lisa.
Toen ik vier jaar was, stond ik met mijn vader in zijn slaapkamer. Hij staarde naar de spiegel en vroeg zich af wat hij aan moest trekken. “Ik heb een date met een hele leuke vrouw”, zei hij. Ik had geen idee wat dat betekende. Wie die vrouw was. En hoe mijn jeugd er vanaf toen uit zou zien.
Ik voelde mij alleen
Een paar weken later was het zo ver. Ik zou haar ontmoeten. Als enig kind van mijn ouders, zou ik die dag spelen in de speeltuin in de buurt met haar en haar jonge kinderen. Ik ontmoette mijn stiefmoeder en haar kinderen. Het was oké. Ze waren aardig voor mij. Ik voelde mij welkom.
Ze waren wel anders. Zij hielden van wandelen, klimmen en klauteren, ik meer van met beide benen op de grond een beetje hangen. Zij hielden van in beweging blijven, ik meer van zitten en gezellig kletsen. Zij waren druk, ik was heel rustig. Zij waren dun, ik was stevig. Ik was mezelf, maar ik voelde het toen al als niet genoeg. Zij waren met z’n vieren, ik met mijn vader. Ik voelde mij alleen.
Het ‘anders’ zijn werd meteen opgemerkt door mijn stiefmoeder. Anders zijn mocht er niet zijn. Het was niet welkom. Ik was niet welkom. Ik mocht niet meespelen met haar kinderen, omdat ik het spel zou verpesten. Dus ik trok mij altijd terug op mijn eigen kamertje.
Op een dag kwam mijn stiefmoeder thuis van de markt. Ze had kleding gekocht voor haar eigen kinderen. Voor mij had zij, weliswaar, ook een jurkje gekocht. Het was de kleinste kindermaat. Bewust. Ze wist dat ik die maat niet zou passen. “Je bent te dik”, zei ze met haar strenge gezicht. “Vanaf nu alleen nog maar water drinken en mager beleg op je brood. Geen mayonaise meer bij je patat.” Ik ben dik. De zin die ik op de dag van vandaag mezelf nog vaak kan wijsmaken als ik mezelf in de spiegel aan kijk.
Waar was de hulp?
Toen ik 11 jaar was, had ik dusdanig last van realistische nachtmerries over mijn thuissituatie, dat mijn vader vroeg of ik daar hulp bij wilde. Ik ging in gesprek met een kinderpsycholoog. Ik vertelde haar over thuis, over mijn stiefmoeder en de nachtmerries. En dat ik mezelf dik vond. Toen ik 16 jaar was, heb ik EMDR-therapie gekregen om de woorden van mijn stiefmoeder los te zien van de realiteit. Want ik geloofde ze nog. En soms geloof ik ze nog steeds.
Nu ik 26 jaar ben, voel ik die pijn nog steeds. Soms ben ik boos en verdrietig. Spontane huilbuien. Ik vind het zó oneerlijk. En, waarom kon ik niet voor mezelf opkomen? Misschien voelde het toen normaal. Dit was hoe het bij mij nou eenmaal gaat, dacht ik.
Acht jaar lang was het getreiter. Vernederen. Buitensluiten. Haar onvoorspelbare gedrag vertoonde zij bijna altijd als mijn vader er niet was. Toch waren er ook momenten dat er zelfs familie of vrienden bij waren. Waarom grepen zij niet in?
Nu ik ouder word, vraag ik mij steeds meer af waar de hulp was. Niet na acht jaar, maar veel eerder. Een luisterend oor. Iemand die mij zou vertellen dat het niet normaal is. Was er maar iemand die mij vertelde dat ik goed was zoals ik ben. Maar ook iemand die mij uit de situatie zou halen en mijn ouders zou wakker schudden dat het zo niet langer kon. Misschien was ik dan tevreden met de persoon die ik nu in de spiegel zie.
Voel jij je thuis niet veilig? Het is belangrijk om erover te praten met iemand die je kunt vertrouwen. Dat kan een tante of oom zijn, of een vertrouwenspersoon op school. Ook kan je terecht bij verschillende organisaties. We schreven er een blog over op onze website. Deze lees je hier.